Artikel 22ter: Strijd voor Rolstoeltoegankelijkheid in België

Artikel 22ter van de Belgische Grondwet bepaalt het volgende:

“Iedere persoon met een handicap heeft recht op volledige inclusie in de samenleving, met inbegrip van het recht op redelijke aanpassingen.”

In het tweede deel wordt toegevoegd:

“De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht.”

Hoewel de Grondwet dit recht toekent, blijft de praktijk vaak achter. Het is niet voldoende dat dit recht enkel bestaat op papier; het moet ook actief beleefd en ervaren kunnen worden. Rolstoelgebruikers beleven en ervaren helaas een andere realiteit: geen toiletten, geen toegang, …

De grondwettelijke bepalingen moeten worden omgezet in concrete maatregelen. Deze verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de federale wetgever, maar ook bij de regionale en lokale overheden.

Elke wetgever, ook op lokaal niveau, heeft de plicht binnen zijn bevoegdheid actie te ondernemen om de toepassing van artikel 22ter te waarborgen. In Brussel betekent dit bijvoorbeeld dat het gewest dit via een ordonnantie kan regelen, en de gemeenten via lokale verordeningen of reglementen.

Toepassing van artikel 22ter in de praktijk

Artikel 22ter benadrukt het recht van personen met een handicap op volledige deelname aan het maatschappelijke leven. Idealiter zouden overheidsinstellingen, bedrijven en publieke ruimtes, zoals handelszaken en horecazaken, uit eigen initiatief maatregelen treffen om deze inclusie te bevorderen. Hoewel sommige bedrijven uit respect voor rolstoelgebruikers aanpassingen maken, gebeurt dit helaas vaak niet omdat het simpelweg wordt gezien als een optionele maatregel.

Veel mensen kennen de Belgische Grondwet niet volledig, en het is daarom belangrijk dat andere wetgevende en bestuurlijke instanties, zoals gemeenten, de verantwoordelijkheid op zich nemen om de rechten en vrijheden van personen met een handicap te waarborgen.

Een dringende noodzaak tot verandering

In de praktijk blijkt dat de uitvoering van artikel 22ter vaak tekortschiet, met name als het gaat om rolstoeltoegankelijkheid. Een eenvoudige oplossing zoals een oprijplaat, die slechts enkele honderden euro’s kost, kan voor rolstoelgebruikers een enorm verschil maken. Toch worden deze noodzakelijke aanpassingen vaak als ‘te duur’ of ‘onnodig’ beschouwd.

Een oprijplaat is een perfect voorbeeld van een “redelijke aanpassing”. De vraag blijft: waarom wachten het gewest en de gemeenten nog om dergelijke maatregelen op grote schaal door te voeren? Organisaties zoals Kinumai pleiten voor aangepaste wet- en regelgeving op alle niveaus. Met een minimale investering kunnen duizenden handelszaken toegankelijk worden gemaakt.

Waarop wachten jullie, dames en heren politici?